Een zwitser kijkt peinzend naar de atletiekbaan van Tambach, lager gelegen op 1900m, waar wij elke week onze baantraining doen. De sintelbaan loopt niet helemaal waterpas zodat de eerste twee honderd meters licht heuvel op zijn, de tweede tweehonderd meter loopt omlaag. De baan zit vol kuilen en graspollen. De koeien lopen in baan zes rustig van de pollen te eten. Elk honderd meter punt is aangegeven met een grote steen aan de binnenkant van baan één en lijkt niet elke week hetzelfde te liggen. De Zwitser vraagt aan Brother Colm, de beroemde ierse coach van wereldrecordhouder David Rudisha, of de baan wel echt 400m is. Waarop Brother Colm antwoordt: “What do you think, this is a athleticstrack!! Focus on training!!”
Een week later loopt Ricardo, een portugese hardloper die ik train en coach, zijn 300tjes strak op het zelfde tempo. Door de pauzes van tweehonderd meter start hij telkens vanaf een verschillend honderd meter punt. Het tempo was strak maar de tijden variëren niet verassend van 59 tot 65 seconden.
Frank en ik beginnen net aan ons duurloopje vanaf het Kilimaresort van Koen. Uit het niks verschijnt er een jonge keniaanse loper uit de bosjes van rechts en roept “wait for me!” Als we eenmaal samen joggen vraag ik me af wat voor training hij van plan was. Hij heeft zich voorgesteld als Titus, en Frank merkt op dat zijn coach ook zo heet. Ik vraag “Hey Titus what kind of pace do you want to run?” waarop hij antwoord “Like David Rudisha”.
Even twijfel ik nog even of ik om zijn personal bests zal vragen maar besluit het niet te doen. Van de ene kant omdat ik toch niet zeker weet of hij de waarheid zal spreken en van de andere kant als hij dan terug zal vragen wat ik heb staan moet ik met enige schaamte gaan zeggen dat ik een thirtyone op de tien km en een sixtyeight heb gelopen op de halve marathon. Wat in Kenia niet meer zijn dan aardige vrouwentijden, en waarop hij zal antwoorden “not bad, but you can do faster!”
Not bad is een standaard antwoord als ze eigenlijk niet willen zeggen dat ze iets niet goed vinden. Als je aan een keniaan met een blessure vraagt hoe het gaat krijg je altijd als antwoord “not bad”. Als ik Gilbert, een atleet van Volare vraag hoe de baantraining is gegaan terwijl de zweetdruppels over zijn gezicht sijpelen en ik zag dat hij het zichtbaar heel zwaar had de laatste sets, antwoord hij ook “not bad”. De Italiaanse coach Renato Canova weet dan altijd gepast te antwoorden op de volgende manier “not bad… not bad… but good is something else éh!”
We rijden op de motor met vier personen naar Iten Club, waar we later de motor zullen parkeren en met de Matatu naar Eldoret gaan. Ik stuur en hoewel ik het hier in Kenia al vaker heb gezien lijken vier mensen op één motor net iets te veel van het goede. Ik ben blij dat we allemaal heelhuids afstappen. Twee weken later vertel ik het tegen David, onze keniaanse pikypiky (motor taxi) driver als we met zijn vieren naar het restaurant van Kerio View zijn geweest. Hij vertelt me, het is logisch dat dat niet ging want jullie motor is maar geschikt voor 150kg, terwijl wijst hij naar de sticker op de zijkant van de motor waarop “150cc” staat vermeld.
We zitten in een Matatu, een busje waar je redelijk goedkoop mee naar Eldoret kunt. Ik zit achterin samen met Jorin en zijn vriendin Mariska. Frank zit op de middelste bank naast een Keniaanse goedlachse man met een spleet van zo’n zeven millimeter tussen zijn voortanden. De man is druk aan het praten en antwoord op alle vragen van Frank volmondig YES met een glimlach op zijn gezicht. Het busje raakt voller en voller en ik tel op een gegeven moment al veertien mensen in het busje. Op een gegeven moment gaat het gesprek tusen de man en Frank als volgt: Frank: Do you know Emiel Ratelband? Man: YESYES!! Frank: Were you walking on the glowing charcoals as well? Man: YESS Frank: TSSJAKAAAA Frank & Man: TSJAKAAAAAA. Heel het busje heeft het gesprek gevolgd. Nog helemaal tot Eldoret gieren ze het uit van het lachen.
Kiptanoui is een keniaanse werknemer van Koen die regelmatig voor me werkt, ik heb wat projecten uit gevoerd om bij Kilima resort outdoor activiteiten te kunnen aanbieden. Bijna altijd was Kiptanoui er om me te helpen. Als Koen hem op het eind van de week uitbetaalt met het geld wat bedoeld is voor de schooltenues van zijn kinderen en het ziekenhuis komt Kiptanoui drie dagen niet opdagen. Ik zie hem ’s avonds ladderzat aan de kant van de weg tegen een hek aan plassen.
Florence en Koen besluiten Kiptanoui’s werkgeld voortaan te laten ophalen door zijn vrouw. Tijdens mijn duurloop zie ik hem weer en vraag wanneer hij weer komt werken. De volgende dag staat hij er op tijd, zijn haar geknipt en een nieuw shirt aan. Hij werkt zich een week lang in het zweet en doet goed zijn best. Ik besluit zijn Adidas schoenen, waar zijn tenen alle vijf uit steken aan beide kanten, te vervangen voor een set New Balance schoenen die ik bij heb. Ik hou mijn hart vast maar de volgende dag heeft hij de rood met zwarte schoenen aan. Gelukkig heeft ie ze niet geruild voor een kratje Tusker pils.
Zo’n twee tot driehonderd hardlopers verzamelen om 9:00 voor de wekelijkse fartlek op het laagste punt van Iten. Het is een prachtig gezicht om al naar beneden inlopend uit elk huisje en straatje groepjes kenianen stilletjes te zien vertrekken en zich te zien voegen in de stroom hoopvolle atleten die allemaal 25×1-1 gaan uitvoeren. De hele rumoerige groep staat bij elkaar en ik kan enkele andere muzungu’s ontdekken. Als er één loper bovenop een grote steen klimt wordt het muisstil. De man vertelt van alles in het swahili en ik versta er niks van. De hele groep lacht en ik lach gewoon mee. Als de man heel traag aftelt van 5 naar 0 volgt de anticlimax, we starten met één minuut joggen. Na één minuut beginnen op honderden horloges de piepjes te klinken en we draven er met zijn allen vandoor, heerlijk! Ik ben op aanwijzing van coach Wilfred wat achterin gestart en haal voortdurend mensen in. Elke keer dat ik een Keniaan inhaal begint deze te sprinten tot hij of zij hijgend en proestend moet afhaken. Zo gaat het iedere keer weer, ze willen niet graag door een blanke worden ingehaald. Zelfs als ik aan mijn 24ste herhaling begin sprint een snelle dame zo hard ze kan. De 25ste laat ze er bij zitten.
De blanke Sondre Moen, Zane Robertson en Julien Wanders die we eerder ontmoetten bevestigen dat. Er zijn veel Kenianen die niet graag met deze snelle blanke heren trainen omdat ze van wereldniveau zijn. In de tweede week ga ik met Julien Wanders, de 21 jarige zwitser die 28.02 heeft gelopen op 10km, mee uitlopen op een easy run. Ik begrijp nu waarom, regelmatig gaat het tempo richting de 16km/u en ik moet aan het eind constateren dat het niet echt een rustige duurloop is geweest.